Op de middelbare school vroeg mijn docent Engels aan de klas: 'Wie gaat er mee een paar dagen wandelen?' Ik wilde bioloog worden en hield van buiten zijn, dus ik ging mee. Een geweldige ervaring. We waren met een groepje van acht en overnachtten in een klooster. Het jaar daarop hebben we dat nog een paar keer gedaan. Zo heb ik het wandelen te pakken gekregen. Na het eindexamen ben ik in mijn eentje naar Engeland gegaan om te wandelen.
Kamperen heb ik pas een jaar of vijf daarna ontdekt. Wandelen met een tent geeft natuurlijk veel meer vrijheid en mogelijkheden dan zonder. In het begin vond ik kamperen best lastig. Simpele dingen als koken en afwassen kostten zo veel tijd, dat viel mij als ongeduldige man toen niet mee. Maar nu vind ik dat juist een van de charmes van kamperen: het leven wordt stilgezet, je bent met heel basale dingen bezig.
Sober maar wel comfortabel
Rugzakwandelen in het Hoge Noorden of in het hooggebergte stelt wat hogere eisen aan je uitrusting dan bijvoorbeeld in Zuid-Frankrijk. Als je tenminste niet wilt afzien, maar streeft naar sober doch comfortabel zijn. In Noord-Scandinavië of in de bergen kan het ‘s nachts goed koud worden, het kan stromen van de regen, maar het kan óók enorm warm zijn. Boven de poolcirkel in Finland heb ik – samen met de Finnen – wel eens lopen zuchten van de hitte. Je kunt niet met een hangmat toe, je hebt echt een tent nodig. Liefst één waarbij je eerst de buitentent kunt opzetten (“the Nordic way”) zodat je, ook als het regent, de binnentent droog houdt. Op een dag met slecht weer kun je dan ook nog alleen de buitentent opzetten om een goede middagbreak te houden.
Toen ik ooit in Engeland met een groep Coast to Coast liep, beklommen we the Old Man of Coniston, een bergtopje van 800 meter. We begonnen met mooi weer, iedereen liep in een T-shirt en een korte broek, maar bovenop was het mistig met loeiharde wind en héél koud. Veel deelnemers hadden dat totaal onderschat. In Schotland en Engeland moeten elk jaar mensen uit de bergen gered worden in verband met onderschatting van de weersomstandigheden in combinatie met de terreingesteldheid. Wees dus voorbereid op alle seizoenen: zorg dat je extra laagjes bij je hebt, het weer kan zomaar omslaan en je moet jezelf altijd warm en droog kunnen houden. Ik draag tijdens het lopen meestal een merinowollen shirt met een windstopper en zo nodig een dun fleece’je van twee á drie ons. Voor stilzitten heb ik dan nog een donsjasje bij me, dat ik eventueel combineer met een regenjas. Op die manier kun je temperaturen aan van 25 tot 10 graden of nog lager. Mocht je het dan ’s avonds nóg te koud krijgen, dan ga je op tijd je tent in.
Voor de noordelijke landen en voor de bergen is bovendien goede, ademende regenkleding cruciaal: een lichte Paclite regenbroek en een Gore-Tex jas. Zelf heb ik de poncho opnieuw ontdekt: die is luchtiger dan broek en jas. En bij uitrusten in de regen haal ik mijn hoofd naar binnen en eet in mijn zo gecreëerde mini-tentje mijn lunch of versnapering.
Anders dan kamperen in een nat tentje (als je in de binnentent je regencape uittrekt, wordt alles al nat) vind ik lopen in de regen niet zo erg, dat vergeet ik zo weer.
Gewicht is alles
Comfortabel lopen behelst ook dat gewicht heel belangrijk is. Voor ik op pad ga weeg ik alles. Dan doe ik soms schokkende ontdekkingen! Het ene jasje of fleece of het andere kan een pond schelen – dat is het gewicht van een dag eten. Ik neem tegenwoordig maar één broek mee, die heb ik dus aan, met afritsbare pijpen. Wil ik ’s avonds toch even wat anders aan, dan is het een merinowollen lange onderbroek: lekker in de tent, met regenbroek ook om even buiten te zitten, en ’s nachts lekker warm als de slaapzak z’n verwarmingslimiet heeft bereikt; met 175 gram dus veel dubbelgebruik.
Een tweede paar schoenen? Denk daar drie keer over na! Ook de lichtste Teva’s wegen nog te veel. Om riviertjes over te kunnen steken heb ik de Vibram FiveFingers shoes ontdekt, met drie ons het lichtste wat ik heb kunnen vinden.
Een donzen slaapzak is veel compacter dan en twee keer zo licht als een synthetische, maar wel veel warmer. Dus kies ik voor dons. Belangrijk bij dons is wel dat het droog blijft, anders heb je er niets meer aan. Daarom doe ik er altijd een apart waterdicht foedraaltje omheen. Dan gaat het zelfs goed als je bijvoorbeeld in een rivier valt.
Dons is ook veel lichter en warmer dan fleece. Ik heb een donsjasje van 340 gram dat veel warmer is dan een dik fleecevest. Zo’n jasje is te heet om mee te lopen, maar voor ’s avonds rond de tent is het heel fijn.
Als je bij je tent een beetje lekker wilt kunnen zitten: zowel Exped als Therm-a-Rest verkopen speciale hoezen waarmee je je slaapmat kunt omvormen tot een stoeltje. Een boom of rotsblok voldoet natuurlijk ook, met je rugzak er comfortabel tegenaan.
Zuinig omgaan met je brandstof is óók een gewichtsbesparing: namelijk minder brandstof hoeven meesjouwen als je lang geen winkel of hut tegenkomt waar je nieuwe brandstof kunt kopen. Gebruik in elk geval een windscherm: je hebt ze al van een soort dik aluminiumfolie, wat weinig weegt. Ook branders met warmtewisselaars zijn al veel zuiniger dan de oude branders. Als je geen droogvoer gebruikt, laat eten direct na het koken nagaren in je slaapzak of een mof.
Een e-reader vind ik een geweldige uitvinding. Onbeperkt lezen weegt nog maar 165 gram. Wat ook handig is: je kunt er de handleidingen van je gps, je camera, je location beacon enzovoort op zetten als pdf, dan hoef je geen boekjes meer mee te nemen. Een vogelgids heb ik tegenwoordig op mijn telefoon.
Als fotograaf loop ik gevaar al mijn gewichtsbesparing teniet te doen door toch te veel aan apparatuur mee te nemen. Ik loop nu met een (goede) systeemcamera met een 35 mm-objectief in een harnasje op de borst. Op wild en vogels na kun je met een 35 mm eigenlijk alles onderweg aan, van landschap tot en met portretten.
Navigeren – lees het landschap vanaf de kaart
Meestal zoek ik bestaande routes uit, zoals Coast to Coast in Noord-Engeland, Cape Wrath Trail in Schotland of de Kungsleden in Zweeds Lapland. Daar wijk ik dan soms ook wel weer vanaf, maar ik vind het houvast wel lekker.
Navigeren doe ik met kompas en een kaart voor het overzicht. Met een goede kaart kun je het landschap ‘lezen’ en weet je vooraf redelijk wat er komen gaat. Gps is een prettige aanvulling. Op mijn telefoon heb ik nu de app Topo GPS, daarin kun je van tevoren kaarten downloaden. Dat zijn kaarten met een schaal van 1:25.000 of 1:50.000; daar kun je echt op lopen. En het scheelt het gewicht van een gps-apparaat.
Wildkamperen
Als je wildkampeert, zoek je je slaapplek in de buurt van een rivier, voor je drinkwater. Maar ook weer niet té dicht bij het water, zodat je niet in de problemen komt als de rivier overstroomt. In Schotland stonden we een keer heel dicht bij een riviertje, dat kon die dag ook niet anders. Toen we ’s ochtends vertrokken was het nog droog, maar in de loop van de ochtend begon het enorm te regenen en binnen anderhalf uur zagen we alle rivieren volledig buiten hun oevers treden. Wij hadden die nacht dus mazzel gehad! Ook zoek je natuurlijk een zo vlak mogelijke kampeerplek. En nooit op het laagste punt, want als er dan noodweer komt, drijf je weg.
In Engeland kun je een boer vragen of je je tent op zijn land mag opzetten. In IJsland kampeer je wel op kampeerterreinen, maar daar komen alleen rugzakkampeerders; het is nét niet wild. In Noorwegen en Zweden wissel ik het wildkamperen af en toe af met een nacht in een hut. Ook om eten te kopen moet je daar soms wel naartoe. Die hutten zijn soms onbemenst. Daar hebben ze droogvoer, blikken en potten en dan doe je het geld in een busje.
Eten en drinken
Tijdens een rugzaktocht begint mijn dag vaak met havermout met noten en rozijnen. ’s Middags eet ik bijvoorbeeld crackers met kaas of houdbare worstjes. Als tussendoortje “legerkoekjes” met veel calorieën en koolhydraten, en ’s avonds een warme maaltijd van droogvoer dat je welt in heet water. Die gedroogde maaltijden zijn gelukkig echt beter geworden! De chocolademousse van Adventure Food (alleen koud water toevoegen) vind ik echt verrukkelijk en als toetje een cadeau na de warme maaltijd en een dag lopen.
Als je alles als droogvoer meeneemt, kun je toe met circa 500-600 gram per persoon per dag. Ik heb altijd voor één en liever voor twee dagen reservevoedsel bij me: voor als het weer tegenzit, je echt een dag moet uitrusten of als de plek te mooi is om al na één nacht te verlaten.
Water vind je onderweg, maar let er wel op dat je hoger zit dan waar het vee loopt. In Schotland lopen eigenlijk overal schapen rond, dan moet je het water eerst desinfecteren. Dat kan met een Steripen, die door uv-straling ziekteverwekkers doodt. Of je pompt water door zowel een fysiek filter als een koolstoffilter, zoals de MiniWorks van het merk MSR. In Zweden is het traditie water zo uit de rivier te drinken, als je ver genoeg van de bewoonde wereld bent. Maar eerst zuiveren schijnt toch beter te zijn.
Muggen en midges: maak ze niet groter dan ze zijn!
Van muggen zeg ik altijd: maak ze niet groter dan ze zijn. Ik neem wel twee voorzorgsmaatregelen. Ik draag altijd Fjällräven-kleding en ik zorg dat mijn armen en benen bedekt zijn. Fjällräven loopt prettig, houdt de wind tegen, is zo weer droog, vuilwerend en bovenal, muggen prikken er niet doorheen. Door een spijkerbroek doen ze dat wel! Gezicht en handen smeer ik in met Deet. Ook doe ik altijd wat Deet op mijn sokken, ter hoogte van mijn enkels, om te voorkomen dat muggen daardoorheen gaan. Zodra je boven de boomgrens komt en de wind neemt wat toe, heb je vanzelf minder muggen.
Een groter probleem zijn eigenlijk knutten of midges. Die weten beter dan muggen plekjes huid te vinden waar per ongeluk nét geen DEET zit. Midges vind ik het lastige van Schotland. Zodra je loopt, is de wind die je zelf produceert al voldoende om de beestjes op afstand te houden. Maar bij rust en windstilte blijft het soms behelpen.
Ruige weidsheid
Behalve wandeltochten heb ik prachtige kanotochten gemaakt in Zweden en Canada. Maar op het gebied van rugzakwandelen was een van mijn mooiste ervaringen een trektocht in IJsland. Poeltjes waar rook uitkomt, rotsen in de meest bonte kleuren, het landschap is daar zó bijzonder. Dat ik daar een avond in een hete poel zat met uitzicht op twee gletsjers, de lucht paars, was een geweldige ervaring.
Ook de Kungsleden (het koningspad), een langeafstandswandeling over de bergruggen van Noord- en Midden-Zweden waarvan ik twee keer een deel heb gedaan, springt er voor mij uit. Daar heb je én bergen én weidse ruimte die ik heel mooi vind. En dat je er niet met de auto of de fiets kunt komen, maakt de ervaring nog specialer.
Henni fotografeerde voor Buitenspoor, zie zijn website hennibunnik.nl met de pagina met NTKC-foto’s Kamperen en kampvuur.
Zie voor een impressie van Henni’s tweede tocht over de Kungsleden in Zweeds Lapland ook Buitenspoor 4-2017, pp. 14-15.
Gepubliceerd op 26 juni 2020
Log in met je NTKC account om de reacties te lezen, en zelf een reactie achter te laten.
« Thuis zijn waar je loopt (Elizabeth van Wensveen) - Lopend mijn hoofd leegmaken (Olga van Kleef) »