Bijna al mijn vakanties besteed ik aan rugzaktrekkings. Ik ben op Corsica geweest, in Zwitserland, in de Franse Alpen, in de Dolomieten en heel vaak in de Pyreneeën.
Ik ga ook graag naar Limburg. Dan stap ik met mijn rugzak in de trein, stap ergens uit en loop in één wandeling naar mijn overnachtingsplek, van waaruit ik dan een paar dagwandelingen maak. Maar echte trekkings doe ik in de bergen. En vrijwel altijd alleen.
Voorbereiding
Van tevoren plan ik globaal mijn route. Per week plan ik een dag extra dag speling, en aan het einde van de tocht plan ik altijd minimaal drie dagen uitloop. Zo heb ik genoeg ruimte voor als er iets tegenzit of voor een extra rustdag.
Slapen doe ik het liefst in mijn tentje. Wild, in de buurt van een hut of op een camping. En af en toe is een hut het beste alternatief.
Gemiddeld loop ik een uur of vijf à zes per dag. Soms zit ik ’s middags een tijd bij een meertje. De meeste gebieden waar ik naartoe ga zijn goed bewegwijzerd. Toch neem ik altijd een kaart mee. Leuk van gps vind ik vooral dat ik daarmee later nog kan zien wat ik heb gelopen. Maar voor het navigeren vertrouw ik zeker niet alleen op gps.|
Omdat ik alleen loop, ben ik wel extra voorzichtig. Ik neem geen roekeloze beslissingen. Ook ga ik bewust in een seizoen waarvan ik weet dat er ook andere mensen lopen. Eigenlijk gaat het altijd heel goed.
De top van de wereld
Ik houd heel erg van hooggebergte, vooral vanwege de rust en de ruimte. In Nederland ben ik snel gestrest, in de bergen voel ik me veel rustiger. Er zijn daar gewoon minder dingen die je aandacht vragen. Die prikkelloosheid vind ik zalig. Als je op een hoog pad loopt, is het net of je op de top van de wereld staat. Je ziet overal lucht. Het hoeft niet per se op 4.000 meter hoogte te zijn, maar sneeuwvelden vind ik wél leuk. Sommige mensen ervaren de bergen als eenzaam, maar dat voel ik helemaal niet zo. Ultiem geluk vind ik: in het wild bij een meertje staan, liefst zonder hut of mensen in zicht. Aantrekkelijk vind ik ook dat je op plekken komt waar je niet met de auto kunt komen, waar je moeite voor moet doen. Mensen die je daar tegenkomt hebben die moeite ook gedaan, dat maakt het ook een beetje speciaal volk.
Vrijheidsgevoel
Als ik moet kiezen tussen klimmen en rugzakwandelen, loop ik veel liever een rugzaktocht. Als je klimt, zie je alleen maar die wand, en een beetje van de omgeving, maar veel minder dan wanneer je wandelt. Met de rugzak op pad geeft mij een veel sterker vrijheidsgevoel.
Als je trekt met een rugzak, weet je wat je programma betreft precies waar je aan toe bent. Opstaan, eten en drinken, tent afbreken, zorgen dat je genoeg water bij je hebt voor onderweg, en op pad. En aan het eind van de dag alles in omgekeerde volgorde. Het is heel overzichtelijk. Dat geldt ook voor de tent en voor de rugzak: alles heeft een vaste plek. Dat vind ik heel relaxed.
Je hebt niet te veel spullen om je heen, je kunt je niet bezighouden met wat je allemaal nog moet doen. Het is heel basic, je bent vooral met het hier en nu bezig.
Ook de onafhankelijkheid vind ik fijn. Het gevoel dat je niet buiten je rugzak hoeft te denken. Buiten zijn en veel bewegen. En ten slotte: dat je niet precies weet wat je tegen zult komen. Ik vind bergen nooit saai. Op de GR20 op Corsica bijvoorbeeld heb je heel veel variatie op korte stukken. Je hebt er loofbossen, ruige toppen, mooie meertjes, een diepe kloof. Soms klim je een stukje langs kettingen, dan loop je weer over lieflijke hellingen. Ik vond het supergaaf.
‘Dat zou ik ook wel willen!’
Onderweg krijg ik veel vragen over hoe het is om alleen te lopen. Van mensen die ik bijvoorbeeld op campings tegenkom, hoor ik vaak: ‘een trektocht, wat gaaf, dat zou ik ook wel willen!’ Maar dat durven ze dan niet. Ze zijn bang om met zichzelf alleen te zijn, bang voor mensen met verkeerde bedoelingen of bang om te verdwalen. Mijn advies aan mensen die zich door zulke angsten laten tegenhouden, is: bedenk tussenstappen en ga die oefenen. Ga bijvoorbeeld eerst drie dagen in je eentje in Nederland lopen. Gaat dat goed, ga dan eens naar de Ardennen. Ga je vervolgens hogere bergen in, doe dat dan eerst met een georganiseerde reis. Zo bouw je het geleidelijk op.
Meeneemtips voor in de bergen
- Als ik in een warm gebied ga lopen, bijvoorbeeld in Spanje, vind ik het ontzettend fijn om een waterfilter bij me te hebben.
- Wat ik aan eten altijd meeneem is een mix van noten, zaden, pitten en muesli. Ik maak vaak zelf een combi. Met (amandel)melkpoeder kun je dat eten als ontbijt, maar ook als tussendoortje en desnoods als avondmaaltijd.
- Neem altijd een noodmaaltijd mee, waar je niet aan mag komen tenzij in nood. Ik kies vaak vriesdroogmaaltijden van Globetrotter. Die zijn wat zwaarder en wat duurder, maar ook beter.
- Ziplockzakjes vind ik handig om kleine dingen in te verpakken, bijvoorbeeld mijn notenmix. Ik doe er vaak één extra omheen voor de zekerheid.
- Zorg voor goede kleding, denk aan laagjes en een thermosetje.
- Mijn slaapzak doe ik altijd in een waterdichte zak. Ook mijn thermokleding (met muts, handschoenen en extra warme sokken) houd ik apart van de rest in een waterdicht hoesje. Stel je valt in een rivier, dan heb je altijd nog je tent, een droge slaapzak en droge kleren.
- In verband met waterdichtheid neem ik altijd een extra vuilniszak mee.
- Ik kan niet meer zonder mijn e-reader. Daar kun je ook je route in pdf op zetten.
- Een zitlap is fijn, vooral als de bodem wat nat is of erg vies.
- Zorg dat je licht bij je hebt. Ik heb altijd twee soorten bij me: een hoofdlampje en een WakaWaka (een lamp met oplader op zonne-energie). Die laatste is wel zwaar, maar geeft enorm lang en veel licht en kan ook mijn telefoon nog een stukje opladen – handig als je in het wild kampeert.
- Denk aan een reddingsdekentje of bivakzak tegen onderkoeling in eventuele noodsituaties. Zelf heb ik een wat zwaardere, herbruikbare bivakzak, maar je hebt ook wegwerpbivakzakjes. Die kun je ook onder je matje leggen voor extra isolatie.
- Voordeel van een extra paar schoenen is dat je je voeten ’s avonds ruimte en rust kunt geven. Nadeel is natuurlijk het gewicht. Als ik mijn trailrunners niet meeneem als extra paar, kies ik voor mijn Teva’s of lichtere Crocs.
- Ik neem altijd een lijstje mee met de telefoonnummers van de berghutten en zet het noodnummer van het land en bergredding in mijn telefoon. Ook heb ik altijd een geplastificeerd briefje in mijn tas waarop de contactgegevens van mijn ouders en broer staan. In nood kunnen zij dan bereikt worden.
- Zorg voor een goede bergsportverzekering, bijvoorbeeld via de NKBV. Een helikopterredding is niet te betalen.
Gepubliceerd 28 juni 2020
Log in met je NTKC account om de reacties te lezen, en zelf een reactie achter te laten.
« De overtreffende trap van rustgevend (Roosmarij) - De rugzak als gespreksstarter (Sanne Bookelman) »