Clubmagazijn NTKC: bakermat van buitensportzaken

Terrein

Afdeling NTKC algemeen

Van 1914 tot 1936 beschikte de NTKC over een eigen Clubmagazijn. Het door vrijwillige kampeerpioniers gerunde magazijn leverde voor de oorlog een belangrijke bijdrage aan de verbreiding van het ideaal van het lichtgewicht kamperen met eenvoudige middelen.

Ledenvergadering Haarlem, 13 maart 1921: ‘Dames en Heeren. In de loop van 1920 werden o.a. afgeleverd: 26 diverse tenten, 70 wateremmers, 45 waschkommen, 47 donsdekens, 1367 tentpennen en slechts 18 schoppen.’ Aan het woord is Caderius van Veen, beheerder van het Clubmagazijn van de NTKC. Oudere clubleden weten waar hij het over heeft. Na de magere jaren van de Eerste Wereldoorlog, waarin alles stagneerde, vertoonde de omzet van het Clubmagazijn eindelijk weer wat groei.

Negen jaar eerder, bij de oprichting in 1912, stond het jonge bestuur voor twee kernproblemen: kampeerplekken en kampeermateriaal. Met de kampeerterreintjes liep het vlot. Veel leden hadden persoonlijke connecties met eigenaren van landgoederen die sympathiek stonden tegenover deze idealistische en elitaire kampeerclub. Kampeermateriaal lag moeilijker. Buitensportzaken waren er niet. Je kon wel losse spullen in binnen- en buitenland kopen. Binnen een week had het bestuur contact met een internationale firma in Rotterdam. Die beweerde te kunnen zorgen ‘voor de import van tenten en verdere kampbenoodigdheden, alles naar ’t model van de Engelse campingclub. De leverancier bleek al gauw onbetrouwbaar.

Dan maar zelf tenten maken. Carl Denig, mede-oprichter van de NTKC, opgeleid als kleermaker, nam daarbij het voortouw. Ander kampeermateriaal kon links en rechts worden ingeslagen en eventueel verder bewerkt. Zo ontstond in 1914 het Clubmagazijn. Denig werd de eerste beheerder, later opgevolgd door andere clubleden. Aanvankelijk werd de verkoop en verhuur van tenten apart ondergebracht in een afdeling met enkele filialen in het land. Denig ontwierp verschillende dubbeldaks- en enkeldakstenten. Met enige regelmaat verschenen de NTKC-prijslijsten met alle artikelen. Mooi verzorgde brochures met prijzen om van te watertanden.

Na het einde van de Eerste Wereldoorlog in 1918 breidde de collectie zich snel uit. Tot dan was die vooral gericht op kamperen met fiets, boot of te paard. Nu kwamen de voetkampeerders in beeld. En het familiekamperen, een nieuw fenomeen. Carl Denig was hierbij opnieuw de stuwende kracht. Hij kwam met ambitieuze plannen. Wel vroeg hij het bestuur een hogere vergoeding. Tevergeefs. Denig trok zich terug en begon in 1924 in Amsterdam een eigen buitensportwinkel.

Frans Slee, evenals Denig clublid van het eerste uur, nam het magazijn over. Het verhuisde daarmee van Amsterdam naar Utrecht. De inkoop van materiaal was het meeste werk. Dat gebeurde in eigen land, maar ook in andere Europese landen. In het archief vinden we rekeningen van bijvoorbeeld aluminium zeepdoosjes, melkschepjes en pannensets, onderdelen voor primussen en gasbranders, Ierse oliezeilen voor dames- en herenkleding, foedralen voor borden, canvas voor waterzakken en grondzeilen, emaillen bekers en borden, tentpennen, bijlen, zakmessen en kampschopjes, bamboestokken, balhoofdtassen voor de fiets, Zweedse rugzakken, rieten manden en het mysterieuze gesponnen paardenhaar 29,5 yards. En natuurlijk katoen, banden en garens, scheerlijnen en tentspanners voor het fabriceren van tenten. Die maakten clubleden in die tijd voor zichzelf. Werktekeningen vond je in de clubhandboeken.

In 1929 begon Slee naast het Clubmagazijn een eigen bedrijf, de NV Kampura, waarbij de financiële administraties wat door elkaar liepen. Dat kon niet goed gaan. Bovendien vroegen clubleden zich af of er nog behoefte was aan een eigen magazijn. Want de buitensportmarkt veranderde. Mooi onderwerp voor lange ledenvergaderingen. Eind 1936 werd de knoop doorgehakt. Het bestuur droeg het Clubmagazijn NTKC inclusief zijn glorieuze naam over aan Frans Slee. Voor ruim 3600 gulden. Die bedong nog het recht om tien jaar gratis advertenties te mogen plaatsen in het clubblad, en de voorwaarde dat de NTKC de komende 25 jaar geen eigen handelszaak zou beginnen.

Daarmee kwam er een einde aan een spannend maar moeizaam avontuur, dat 22 jaar lang een praktische impuls had gegeven aan het eenvoudige natuurkamperen zoals NTKC’ers dat nog steeds beoefenen. En het werd de bakermat van twee gerenommeerde buitensportzaken: Carl Denig in Amsterdam en Slee in Utrecht, die beide vooral in de naoorlogse jaren hun sporen op kampeergebied ruimschoots hebben verdiend.

Jan Das, 2019

De Prijslijst van 1929 springt eruit met op de omslag een kleurige aquarel van een sportief geklede jonge vrouw uit The Roaring Twenties, bevallig gezeten voor haar dubbeldaks huttent. De maker is de kunstenaar en clublid A. Schuch.

Ook tekende Schuch in de brochure de ideale kampkeuken met een koperen primus en een aluminium pannenset, waaromheen een oprolbaar katoenen windschermpje.

Meer over geschiedenis


Gepubliceerd op zondag 8 april 2012

Log in met je NTKC account om de reacties te lezen, en zelf een reactie achter te laten.

« Afgelasting van de Om-Over-IJsseltoer. - De NTKC in oorlogstijd »